De sociale acceptatie van homoseksualiteit is niet voltooid en zal verslechteren als de overheid niet ingrijpt. Dat is de conclusie van het onderzoek ‘ Gewoon Doen’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het COC vindt dit rapport een niet te negeren signaal aan de politieke partijen om in hun verkiezingsprogramma’ s serieus werk te maken van sociale acceptatie van homoseksualiteit in de samenleving.
Homoseksualiteit is in brede lagen van de bevolking nog lang niet geaccepteerd. Vijf jaar na de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht staat nog altijd 22% van de Nederlanders daar negatief tegenover. Bij Turken en Marokkanen is dat respectievelijk 55% en 48% (pag 35). Eén op de drie Nederlanders heeft er bezwaar tegen als homoseksuelen kinderen adopteren.
“Juridisch hebben homoseksuelen in Nederland gelijke rechten, maar de sociale acceptatie is nog niet voltooid. Het is belangrijk dat de regering het voortouw neemt in het stellen van normen en regels. Als de regering nu niet ingrijpt, dreigt de sociale acceptatie zelfs achteruit te gaan. Met die conclusies uit het rapport roept het COC de regering op om samen met de homobeweging een masterplan Diversiteit in de Samenleving vorm te geven”, aldus Frank van Dalen, voorzitter van COC Nederland.
De onderzoekers stellen dat de acceptatie van homoseksualiteit groot is, maar dat het niet zeker is dat dit ook zo zal blijven. Aandacht is nodig. Een negatieve houding ten opzichte van homoseksualiteit komt vaker voor bij jongeren, ouderen, mannen, lager opgeleiden, religieuzen en allochtone Nederlanders.
“Er zijn verschillende groepen die moeite hebben met homoseksualiteit. Als daar geen specifiek beleid voor wordt ontwikkeld, zullen zij de norm in de samenleving bepalen. En dat betekent dat de positie van homoseksuelen in de samenleving verder zal verslechteren”, volgens Van Dalen.
Homoseksualiteit blijft privé-zaak
Het onderzoek constateert dat in de openbare sfeer heteroseksualiteit nog altijd de norm is. Als twee mannen op straat zoenen vindt 42% van de Nederlanders dat aanstootgevend, terwijl slechts 8% zich stoort als een man en een vrouw dit in het openbaar doen (p. 230). Van homoseksuele paren wordt dus meer terughoudendheid verwacht dan van heteroseksuelen.
Homoseksualiteit wordt volgens de onderzoekers opgevat als iets wat primair privé is. Als gevolg hiervan passen homoseksuelen en lesbische vrouwen hun gedrag aan en verbergen hun homoseksualiteit om geen negatieve reacties op te roepen. Zij blijven daardoor onzichtbaar in het publieke domein. Hier ligt volgens het COC een belangrijk op te heffen punt van (zelf) discriminatie.
Opinie-artikel COC in Volkskrant
Frank van Dalen, voorzitter van COC Nederland, schreef hier op 4 aug 2006 een opinie-artikel over in de Volkskrant: Groeiende intolerantie voor zichtbare homoseksualiteit
Dat de sociale acceptatie nog niet voltooid is, blijkt ook uit het feit dat veel homoseksuelen in hun sociale omgeving hun homoseksualiteit voor anderen verbergen mannen gemiddeld meer dan vrouwen. Eenderde van de homoseksuelen en een kwart van de lesbische vrouwen zegt dat de collega’s op het werk niet op de hoogte zijn van hun seksuele identiteit (p. 227).
Allochtonen
Allochtonen hebben meer moeite met homoseksualiteit dan autochtonen. Een bepalende factor hierbij blijkt de mate van religiositeit.
Van Dalen: “We zien dat veel islamitische opinieleiders passieve tolerantie op termijn als het hoogst haalbare zien. Wij willen dat ze verantwoordelijkheid nemen door homoseksualiteit actief bespreekbaar te maken en zich inzetten voor volledige acceptatie. Het COC ondersteunt daarin met dialoogbijeenkomsten, voorlichtingen op witte en zwarte scholen met autochtone en allochtone voorlichters en opvang van homoseksuele allochtone jongeren”.
Intolerantie bij jongeren
Uit het onderzoek blijkt dat jongeren op internetfora zich vaak negatief uitlaten over homoseksualiteit. Bijna 40% van de jongeren vindt het vies als twee jongens met elkaar vrijen (en 20% als twee meisjes met elkaar vrijen). 44% van de leerlingen van de eerste klas van het voortgezet onderwijs zegt dat homo’s en lesbo’s niet tot zijn of haar vrienden zouden mogen behoren (Rotterdamse Jeugdmonitor).
Dit is des te zorgelijker volgens het COC omdat jongeren juist in de puberteit worstelen met homoseksualiteit. “Jongeren stellen het moment dat zij uitkomen voor homoseksuele gevoelens nog steeds jaren uit. De psychische gevolgen hiervan voor de persoonlijke ontwikkeling worden vaak ernstig onderschat”, aldus Van Dalen.
De conclusie van het SCP is dat het onderwijs de beste plek is om sociale acceptatie te bevorderen. Scholen dienen een homovriendelijk schoolklimaat te creëren, bij seksuele voorlichting homoseksualiteit aan de orde te laten komen, en ook bij andere vakken (van maatschappijleer, geschiedenis tot literatuur) homoseksualiteit bespreekbaar te maken.
Van Dalen: “Als het SCP aan scholen zo’n belangrijke rol toeschrijft, dan kan je dit niet vrijblijvend overlaten aan de welwillendheid van scholen zoals de huidige minister van Onderwijs Van der Hoeven wil. Het COC vindt daarom dat de aanpak die in dit rapport wordt voorgesteld, verplicht moet worden op alle scholen.”
Politiek aan zet
De overheid moet volgens het COC de regie nemen, en kan het maatschappelijk middenveld daarbij betrekken. Het SCP erkent dat homo-organisaties een belangrijke functie hebben, en constateert dat ondersteuning van de overheid de laatste jaren is verminderd: “De versnippering van het beleid, mede door de overgang van structurele naar projectsubsidies, verzwakt het homoseksuele middenveld en de bestaande infrastructuur”. (p. 241)
Het COC vindt dat bij de verkiezingen homo-emancipatie een serieus onderdeel moet zijn van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen. Homo-emancipatie moet meer prioriteit krijgen dan de afgelopen jaren het geval is geweest onder Balkenende.
Van Dalen: “Onderwijs, sport en de werkplek verdienen daarbij veel aandacht. Onderwijs, omdat daar normen- en waardenoverdracht plaatsvindt tijdens de leeftijdsfase waarin de seksuele identiteit gevormd wordt. In de sport ontmoeten verschillende bevolkingsgroepen elkaar al op jonge leeftijd. Bekende sporters zijn een rolmodel voor de samenleving. En werk vormt een belangrijk deel van het leven. Mensen brengen veel tijd op het werk door en het is belangrijk dat je meer dan nu jezelf kunt zijn. Politie en krijgsmacht zijn om een andere reden belangrijk. Zij kunnen alleen functioneren als zij de diversiteit in de samenleving weerspiegelen.”